In stedelijke omgevingen zijn bruine ratten (Rattus norvegicus) zowel een probleem voor de volksgezondheid als hinderlijk, maar het is toch een veel aanwezige soort waarmee we ook moeten leren samenleven. Ratten bevatten gewoonlijk ectoparasieten en microbiële pathogenen, die op mensen kunnen worden overgedragen via urine, uitwerpselen, direct contact en beten. Naast dat hun holen gebouwen en infrastructuur beschadigen, heeft alleen al hun aanwezigheid een negatieve invloed op de mentale gezondheid van bewoners die met dit ongedierte leven. Hoewel we beginnen te begrijpen hoe de gebouwde omgeving en het menselijk gedrag de aanwezigheid van ratten beïnvloeden, is er minder bekend over hoe omgevings-, temporele en ruimtelijke factoren de demografie van ratten op kleine schaal beïnvloeden. Bovendien worden we geconfronteerd met fundamentele hiaten in ons begrip van de relaties tussen stedelijke ratten en lokale biodiversiteit, evenals met belangrijke demografische parameters, en missen we de adequate instrumenten om relevante variabelen te observeren.
De gemeente Amsterdam heeft hier al sinds heugenis programma’s lopen om ongedierte in te dammen, maar hiervoor zijn technieken nodig waar de gemeente niet over beschikt. De Universiteit van Amsterdam middel onderzoeker Emiel van Loon kunnen de eerste stappen maken met de beschikbare apparatuur om in kaart te brengen hoe en waar de ratten in de stad leven. Zo kunnen we beter begrijpen wat hun ecologische functie is naast de traditionele gedachte dat ze als plaag worden gezien. De opdracht zal zijn dat studenten al verzamelde data van camera beelden en audio fragmenten gaan ontcijferen om de aanwezigheid en het gedrag van de rat te onderzoeken en dit terug te koppelen bij de gemeente.